Soms is het nieuws te groot. De realiteit te hard. Het hooi op mijn vork te zwaar. Dan breekt het zweet me uit, grijpt de stress me bij de keel. Als ik denk aan wat er allemaal op me afkomt. Als door mijn hoofd schiet wat ik allemaal nog moet doen. Als ik geleefd word in plaats van mijn eigen leven te leven.
Ik moet er aan denken, vandaag. Mijn kleinzoon zit bij me achter op de fiets. Zijn broertje bij mijn vrouw. Ik zie hoe hij knikkebolt, de kleine schat, in de zon, in de koude wind. Hoe hij in slaap valt. Zijn hoofd schommelt van links naar rechts. Geen zorgen over morgen. Alleen dromen over vandaag. Over straks cakejes bakken met oma. Nee, niet met opa. Want die heeft zich weer eens te veel op zijn hals gehaald en moet nog aan de slag. Deze column schrijven. Een presentatie maken. Een introductievoorstel uitwerken. Honderdduizend dingen, waar geen doekje voor is.
Samen zijn, samen doen, samen leven. Juist in tijden als deze.
Met Paul van Vliet droom ik van ‘veilig achter op de fiets‘. Zoals mijn kleinzoons, bij opa achter op de fiets. Knikkebollen. Dromen van cakejes bakken. Ik heb hem weinig bewust meegemaakt, mijn opa, mijn pake. Hij overleed toen ik vier was. Leek ik echt zo op hem? Zoals iemand vertelde die hem had gekend.
Zat ik ooit bij hem achter op de fiets? Ging hij ooit met mij op stap? Zoals wij vorige week nog? Mijn middelste dochter – de eventplanner van ons gezin – had bedacht om naar de kermis te gaan. En zo hobbelden we met zeven man sterk achter twee kleine mannetjes aan. Van het blikkengooien via het eendjesvissen naar het muntenschuiven. Om na het spookhuis te eindigen bij de suikerspin en de poffertjeskraam.
’t Wer altied wel weer licht.
Ik koester dit soort momenten. Ik warm mijn hart eraan. Samen zijn, samen doen, samen leven. Juist in tijden als deze. Met oorlog in Europa, omhoog gierende inflatie, teruglopende omzetten, groei van discounters, een kabinet met een koud hart voor het MKB en politici als Klaver zonder het fatsoen om te begrijpen dat vertrouwen wordt geschonken als je luistert, zoals Remkes, en te paard gaat als je kunstjes flikt.
Intussen gaan we richting de kortste dag van het jaar. Het wordt steeds vroeger donker en steeds later licht. Juist in tijden als deze, als ik droom van achter op de fiets, denk ik vaak terug aan het refrein van een lied van Ede Staal, dat me zo’n tien jaar geleden tijdens een uitvaart in Bedum – enkele weken voor mijn moeder overleed op de langste dag van het jaar – in mijn hart trof:
’t Het nog nooit, nog nooit zo donker west,
Of ’t wer altied wel weer licht.
Foto: Simon Wilkes via Unsplash